'De manier waarop ik met andere mensen omga, is zeker beïnvloed door mijn thuissituatie als kind'

Journalist, commentator en schrijver over wielersport Michel Wuyts groeide op bij een moeder met een bipolaire aandoening.

”Die diagnose werd nooit gesteld”, vertelt hij. ”Maar toen mijn zus psychologie begon te studeren, is het bij mij beginnen dagen. Bipolariteit heeft vele gezichten, maar mijn moeder was manifest manisch-depressief. In een manische periode kon ze alles aan. Maar na het hoogtepunt van een manie volstond een kleine negatieve prikkel om haar in een maandenlange depressie te storten.”

Michel Wuyts

Schaamte en schuldgevoelens

Michel is nog maar zes jaar oud als hij beseft dat er met zijn moeder iets schort. “Ik kwam thuis met een schoolrapport, en een van mijn punten was 8,5/10. Volgens de normen van mijn moeder was 9 echter het minimum. Als ik die norm niet haalde, leidde dat letterlijk tot een instorting, tot vormen van agressie, zelfs dreigen met zelfmoord.”

Op die bewuste dag stapt zijn moeder hysterisch de trap op en ze dreigt om te springen. “Als kind van zes heb je geen vergelijkingsbasis, je weet niet hoe het eraan toe gaat in andere gezinnen. De enige toetssteen die ik had, was mijn vader. Hij kon letterlijk zijn hand op mijn schouder leggen en mij troostend toespreken. Maar formeel ingrijpen heeft hij nooit gedaan.

Het kon nochtans ver gaan. Op het einde van het derde studiejaar hield mijn school haar jaarlijkse proclamatie in de Stadsschouwburg van Leuven. Mijn ouders zaten op een van de balkons. Toen ik het podium mocht betreden als tweede van de klas, ging het mis. Volgens mijn moeder moest ik natuurlijk eerste zijn. Ze is toen op de rand van het balkon geklommen en heeft gedreigd om naar beneden te springen. Er is dan heel veel tumult ontstaan en mijn vader is met haar vertrokken. Bij mij bracht dit voorval heel veel schaamte teweeg, maar ook verslagenheid. Want ik was er rotsvast van overtuigd dat het mijn schuld was, dat ik dit had veroorzaakt.”

De eer hooghouden

De jeugd van Michel speelt zich af in de jaren ‘60, het decennium van de heropstanding in de naoorlogse periode. “Er heerste een optimistische sfeer”, ‘zegt hij. “De andere kant van de medaille was dat je het je niet kon permitteren om te zeggen ‘wij zitten in dikke miserie’. Want alles moest goed gaan.”

De problemen van het gezin worden dan ook binnenskamers gehouden, alleen de directe familie is op de hoogte. “Mijn moeder heeft ook nooit gepaste zorg gekregen. Ik denk dat mijn vader haar beter had laten opnemen. Maar het lag niet in zijn aard om tegen haar in te gaan. En het lag ook niet voor de hand. Wij woonden in Lovenjoel, waar Salve Mater gevestigd was, een ‘instituut voor vrouwen met geestesziekten’ zoals men dat toen noemde. Dat zorgde wel voor gewenning, omdat wij veelvuldig in contact kwamen met patiënten die tijdens hun opname naar buiten mochten. Maar er rustte ook een stigma op: als mijn moeder in haar eigen dorp was opgenomen, dan zou dat voor veel geroddel gezorgd hebben. Het taboe was toen nog veel groter dan nu.”

Cocon met deurtjes

Gezien niemand in het dorp of op school op de hoogte is van de problematiek, heeft Michel buiten zijn eigen familie ook niemand bij wie hij terecht kan.

“Wat me heel erg is bijgebleven? De eenzaamheid en angst tijdens een busrit van school naar huis. Ik ging in Heverlee naar basisschool ‘De Klare Bron’, waar we iedere week een zeer gedetailleerd rapport meekregen op zaterdag. Er was een speciale busdienst op zaterdagmiddag om alle leerlingen naar huis te brengen. Ik woonde het verst en was dus de laatste die afstapte, na een rit van een uur en twintig minuten. Er was één cijfer op mijn rapport dat niet aan de normen van mijn moeder voldeed. Ik vreesde de reactie die dat bij haar zou veroorzaken.”

“In feite leefde ik in een permanente staat van voorzichtigheid tot extreme angst. Ik bouwde als het ware een coconnetje op, van waaruit ik al mijn handelingen en uitspraken zo probeerde te ordenen dat ik geen extreme reactie zou uitlokken bij haar. Achteraf gezien besef ik dat ik mezelf onder extreme druk zette.”

Tijdens de weekends wordt Michel soms opgevangen door een tante om hem wat zuurstof te geven. Soms brengt hij ook een langere periode door bij zijn oma langs vaderskant. Zij vangt hem liefdevol op, maar hij kijkt telkens ook uit naar de dag waarop zijn vader hem terug komt ophalen. “Ik zag mijn moeder graag. In dat coconnetje dat ik had opgebouwd, liet ik deurtjes, en die deurtjes zette ik wagenwijd open wanneer ze een goede periode had. Want op haar goede momenten kon zij meer liefde geven dan om het even wie.”

Cover

Feilbaarheid van mensen

Michel denkt nog vaak terug aan zijn kindertijd, zowel aan de goede als aan de slechte herinneringen. Zijn jeugd heeft hem gevormd tot wie hij nu is: “De manier waarop ik met andere mensen omga, is zeker beïnvloed door mijn thuissituatie als kind. Ik heb altijd het gevoel gehad dat ik mensen sneller doorzag dan een ander. Maar ik heb ook veel empathie. In gesprekken zal ik er altijd op letten om mensen niet te kwetsen. Ik hou rekening met de feilbaarheid van mensen. Ook in mijn vak: ik zal eerder zoeken naar de oorzaken van het falen van een sporter dan een finaal oordeel te vellen.”