Ik babbel niet met een patiënt maar met mijn broer.

Evi Hanssen definieert zichzelf op haar website als ‘een Vlaamse tv- en radiopresentatrice en auteur’. Ze kwam recent nog in het nieuws met haar podcast over de ziekte en het overlijden van haar moeder. Evi heeft drie oudere broers, van wie de middelste, Koen, al van kinds af worstelt met een psychische aandoening.

“Mijn broer Koen kampt al meer dan 40 jaar met psychische problemen. Ik heb hem nooit anders gekend. Hij is meer dan 5 jaar ouder en de problemen waren er al van in zijn lagere school. Misschien sta ik daarom wel anders tegenover Koen dan andere familieleden.”

Evi Hanssen praat heel openhartig over leven in een gezin waar een van de vier kinderen regelmatig wordt opgenomen en probeert te leven met wanen. “Ik ben een normale zus voor mijn broer, niet de ideale. Ik ervaar het als een rijkdom en een uniek gegeven dat ik weet dat er bij mensen vaak van alles onderhuids speelt, zonder dat je iets aan hen ziet. Ik weet ook goed dat er geen oplossing is, geen kant-en-klare pil. Maar ik laat dat mijn leven niet bepalen.”

Evi: “De problemen doken op toen hij 7-8 jaar was en hij vragen begon te stellen over het leven. Mama was kleuterjuf en was meteen alert voor zijn situatie. Zelf vertelde ik op school: “Mijn broer zijn ziel is ziek.” Ik heb het dus altijd zo geweten. Mama probeerde alle soorten therapieën uit, van psycholoog en psychiater tot pendelaar en een medium dat kaarten voor hem legde. In mijn kindertijd was er altijd die zorg rond mijn broer. Hoewel mama het vrij goed aanpakte om haar drie andere kinderen daarbij voldoende aandacht en warmte te blijven geven.”

“Er was genoeg ruimte voor onze eigen ontwikkeling. We liepen school, hadden onze hobby’s, gingen kijken naar elkaars sportwedstrijden… Ik begon ook muziek te maken samen met Koen en we traden samen op – hij als gitarist, ik als zangeres. Ook daar weer die grens: soms stond Koen ’s morgens op en zei hij: “Ik voel me niet goed vandaag, ik heb angsten en kan vanavond niet optreden.” Dat bleef dus niet duren. Daarom bouwde ik daarbuiten aan mijn zang- en acteercarrière. Koen is altijd gitaar blijven spelen en droomt er nog steeds van om rockgitarist te worden. Ik leefde dus wel met een voortdurende alertheid en zocht veel op. Ik werd er ook toleranter door en verrijkte mijn mensenkennis.”

Leren loslaten

“Koens problemen hebben wel mijn leven niet bepaald. Ik besefte al vroeg dat je iemand anders niet gelukkig kunt maken. Je kunt wel opvangen zoals mijn mama deed, maar er is geen genezing, sommige mensen worstelen levenslang met psychische problemen. Als familielid moet je het kunnen loslaten. Koen is tenslotte een volwassen man van 50, met een zelfstandig leven, die op een keurig appartementje woont, vrienden in en buiten de psychiatrie heeft – hij is geen hulpbehoevende voor wie je de boterhammen smeert. Hij heeft zijn plek gevonden binnen zijn omkadering. Zijn het donkere dagen? Dan laat hij zich opnemen. En als de lente roept, komt hij weer naar buiten.”

“Het vraagt soms een inspanning van mij om contact met hem op te nemen. Dat gaat niet vanzelf omdat er altijd een zwaarte is in de gesprekken, het loopt nooit vanzelf. Hij is ook soms heel moeilijk te bereiken. Als ik bel, stoot ik meestal op het antwoordapparaat. En als hij belt, is dat meestal op momenten die in ons gezin moeilijk vallen. Je weet nooit vooraf: komt het nu uit? Heel vaak komt hij ook niet naar familiefeesten. Komt hij wel, dan is iedereen paraat om hem naar huis te brengen als het niet meer gaat. Constant is daar die vraag: moeten we hem monitoren of gerust laten? Het gevoel ook dat je nooit goed doet.”

Stop met oorzaak zoeken

“Tien jaar geleden heb ik aan de hulpverlening gezegd: willen jullie nu eens stoppen met een oorzaak te zoeken? Want daar waren ze constant mee bezig, die zoektocht naar een schuldige of een breekpunt in zijn omgeving, in zijn leven. Maar dat brengt geen oplossing. Als familie zien wij trouwens patronen die hulpverleners dikwijls niet opmerken. Daar zouden ze meer mee moeten doen.”

“Ik heb geleerd dat mensen met psychische problemen er soms niet bij stil staan dat anderen ook moeilijke momenten hebben. Het leek soms of Koen niet altijd begrip toonde als het eens niet goed ging met mij of mijn moeder. Hij is bezig met zichzelf. Mama heeft Koen heel lang opgevangen volgens zijn gemoedsgesteldheid. Koen is een ontzettend lieve man, maar vanuit zijn kwetsbaarheid zegt hij soms heel pijnlijke, beschuldigende dingen. Een jaar of tien geleden, toen mama zelf met haar kanker moest vechten, heeft ze de knop omgedraaid en gezegd: ik kan dat niet blijven dragen. Dat besef is heel heftig als moeder.”

Evi 3

Machteloosheid

“Op de duur heb je het als familie ook wel wat gehad. Soms denk je: laat maar. Je moet als familie ook aan jezelf denken. Het heeft geen zin dat je mee eronder door gaat. Ik laat het vaak los en dan voel ik me ook wel schuldig. Ik maak dan goede voornemens, maar het lukt niet altijd. We moeten daar als maatschappij meer over praten, grotere bewustwording creëren. Als we met zijn allen psychische problemen leren zien als iets waar je niet bang moet voor zijn, helpen we de mensen die er mee worstelen om beter te functioneren.

Als je uit de psychiatrie komt, is er in de maatschappij dat grote taboe, dat stigma. Daar moeten we van af. Dan zal wie ermee worstelt, zich sneller laten opnemen en hulp krijgen. Met een gebroken been blijf je toch ook geen weken rondlopen tot je er een mankepoot aan over houdt? Je kunt iemand met een zware psychose niet in het gezin opvangen, dan trek je iedereen in het gezin mee naar beneden.”

“In mijn contacten met Koen overheerst veel dat gevoel van machteloosheid. Dat gevoel dat je ofwel mee gaat in zijn worstelingen, ofwel zegt: spijtig, maar ik heb ook mijn eigen leven. Ik denk dat het nog moeilijker ligt als de problemen pas na een tijd opduiken. Ik ben ermee opgegroeid, ik heb mijn broer nooit anders gekend. Ik babbel dus niet met de patiënt, ik babbel met mijn broer. Soms spreek ik hem ook tegen. Zoals nu bij het overlijden van mama: Koen, jij denkt dat jouw verdriet groter is dan dat van ons – dat is niet zo.”

Zelfzorg: niet over mijn grenzen

“Ik ervaar een soort van egoïsme in mij: ik wil niet iets doen dat ik zelf niet wil. Ik heb bijvoorbeeld een hekel aan klussen, aan muren schilderen. Als ze mij vragen om daarmee te helpen, heb ik leren zeggen: nee, dat is niks voor mij, ik heb daar geen goesting in. Ik wil wel broodjes en drank aandragen, maar daar stopt het. Doe ik het toch? Dan voel ik mezelf rot en ongelukkig. Wat is daar de zin van?“

“Ik babbel heel open over gevoelens met mijn kinderen, pubers nog. Ze worstelen met allerlei zaken. Ik kan er voor hen zijn, maar ik kan die zaken niet voor hen veranderen. Ik kan alleen aangeven dat ik er voor hen ben.”

“Je leeft je eigen leven, je maakt je eigen keuzes. Het is niet omdat je kind psychische problemen heeft, dat alles daarrond moet draaien. Want dan ga je als ouder mee onderuit. Ons mama was een heel sterke, fijne moeder. Zij was altijd alert voor de moeilijkheden van haar zoon. Maar ze is er altijd voor blijven kiezen om met ons nog andere dingen te beleven, om plezier te maken en het mooie op te zoeken.

Als je er mee onderdoor gaat, zijn er meer mensen die zich slecht voelen in hun vel. Stel dat ik bezwijk onder de bezorgdheid voor Koen? Dan gaat mijn man daar mee onder lijden. En als mijn twee kinderen dat zien, gaan ze ook mee afglijden. Zitten we dan straks met vijf ons slecht te voelen? Nee, dan neemt mijn zelfzorg de overhand.”