De shit waarop ik mijn bloemen heb doen groeien

“Ik was zeven jaar toen mijn ouders uit elkaar gingen. Op een dag kwamen mijn grootouders me aan school ophalen om me naar een ander adres te brengen. Ik reageerde heel emotioneel vanuit het gevoel: we laten papa in de steek. Hij had een zwaar drankprobleem, maar ik besefte dat niet: als kind is wat je alle dagen ziet, het normale. Inzicht kreeg ik pas later. In 2012 kwam ik in contact met Similes. Door het lotgenotencontact leerde ik dat ik al te lang een oncomfortabele situatie als oké had aanzien. Daar ben ik nu mee bezig in mijn leven: contact maken met mezelf. Luisteren naar wat ik fijn vind en dan zoeken hoe ik dat kan beleven.”

Armen 010

Marie-Hélène De Cannière vertelt over haar jeugdjaren als KOPP/KOAP-kind: “Mijn vader had een zwaar drankprobleem. Ik was al een heel eind in het middelbaar onderwijs voor ik mij dat realiseerde. Voor mij was een frigo vol bier, en op de tafel whisky en wijn, de normale omgeving. Je zag ook niet snel dat hij te veel had gedronken. Hij is ook altijd blijven functioneren als docent aan de hogeschool. Weet je, ik besef nu dat ik gewoon niet weet hoe mijn vader was als hij niet gedronken had.”

“Na de scheiding gingen mijn twee broers en ik om de veertien dagen een weekend bij vader, plus de helft van de schoolvakanties. Als we op weekend gingen, moesten we eerst de lege flessen verzamelen en bier gaan kopen in de winkel. Als we met de auto op vakantie naar Zuid-Frankrijk reden, stond de whiskyfles naast hem in de auto. Maar hij wilde wel dat we ons altijd gedroegen als kinderen van de ‘betere klasse’. Hij komt uit de Franstalige bourgeoisie en thuis spraken we Frans. Zijn regel? “Tu n’oublies jamais que tu es une De Cannière.”

Dubbel

“Met de jaren groeide er een dubbel gevoel. Ik probeerde zo normaal mogelijk te leven, maar besefte geleidelijk aan dat die situatie niet oké was. Mijn oudste broer was een jaar ouder, de jongste scheelde vijf jaar met mij. Tot het eerste middelbaar ging vader met mij op dezelfde manier om als met mijn broers. Toen veranderde dat: ik was de meest rebelse. Daar kon hij niet mee overweg en hij begon mij te viseren: ik was een lastpost, ik hielp nergens mee, ik morde over alles.” 

 “Op een dag toen ik in het derde middelbaar zat, isoleerde hij mij op mijn kamer en verbood mijn broers om naar mij te komen. Toen ik hem dat tegen hen hoorde zeggen, knakte er iets in mij. Ik voelde me zo geïsoleerd en zo boos dat ik een soort shock kreeg. Ik had plots 40 graden koorts en belde mijn moeder. Zij is toen met mij naar de jeugdbescherming gegaan. Ik deed daar anderhalf uur mijn verhaal. Toen zei die man: ‘als je niet meer wil, moet je ook niet meer naar je vader gaan’. Op dat ogenblik besefte ik het echt: dit is inderdaad niet oké. Maar mama vond ik dat ik mijn broers in de steek liet. En ja, het was ook een extra belasting voor haar dat ik altijd thuis was.”

Veilige haven

Wat me in die fase overeind hield? Mijn leergierigheid en mijn nieuwsgierigheid. Ik gooide me voluit op de school en werd in dat derde middelbaar zelfs eerste van de klas. De school was voor mij een veilige haven. Ik stak daar mijn problemen volledig weg. Niemand mocht dat weten, de klasgenoten niet, de leraren niet, de leerlingenbegeleiding niet. De school was mijn luchtbel waar alles voorspelbaar en leuk was. Dat studeren, dat willen bijleren is er blijven in zitten. Na mijn opleiding als vertaler, haalde ik een master aan de Vlerick-school, doctoreerde ik in de economische wetenschappen en schoolde me daarna nog bij in voetreflexologie en als lifecoach. En ik stop niet: volgend academiejaar volg ik een opleiding tot conferentietolk.”

“Ik heb mijn vader vanaf dat derde jaar jarenlang niet meer gezien. Ik studeerde later op de hogeschool waar hij les gaf, maar ik meed elk persoonlijk contact. Zijn situatie verslechterde ook. Hij werd een paar keer opgenomen, begon kalmeermiddelen te gebruiken. Begin jaren 90 kreeg hij het Korsakov-syndroom, maar hij is altijd zelfstandig blijven wonen. Bij een opname in het UZ vroeg mijn oudste broer – die altijd is blijven proberen voor hem te zorgen –me om mee te gaan naar de neuropsychiater. Het eerste wat die zei? “Waarom staan jullie hier nog?” Ze begreep niet dat wij hem bleven helpen. Wat een verschil met de huisarts die nooit heeft gevraagd wat de hele situatie met ons deed. Het inzicht dat mijn verzet mocht, dat was opnieuw een echte shock voor mij.”

Kinderen

“Mijn jongste broer kampt ook al ongeveer 25 jaar met een drankprobleem. Hij wou ook nooit over mijn vader en zijn probleem praten. Op een dag is hij van de vierde verdieping naar beneden gevallen en sindsdien is hij verlamd. Ik had er toen geen contact meer mee omdat de drank hem vaak heel agressief maakt. Hij is nu een constante zorg voor mijn moeder die 80 wordt – driekwart van haar tijd en energie gaat naar hem. Dat belast heel de familie. Wij kunnen nooit echt samenkomen. Ofwel komen we samen zonder mijn jongste broer: dan loopt alles goed, maar voel je die lege plaats. Is hij erbij? Dan eindigt het altijd met ‘boel’. Omdat ze de gevolgen van het drankprobleem bij mijn broer zien, beseffen mijn kinderen wel een stuk beter hoe mijn jeugd was.”

“Toen ik 18 jaar was, heb ik mijn man leren kennen. Met hem kon ik over alles praten. Hij heeft voor mij een venster geopend op hoe het anders kan. We zijn getrouwd en kregen vier kinderen: dat heeft me enorm veel deugd gedaan. Zelf ging ik natuurlijk totaal anders om met mijn kinderen dan wat ik thuis ervaren had. Dat betekende meteen ook opnieuw werken aan mezelf: omgaan met mijn angsten, reflexen, patronen in relaties.”

Mariehelene

Kasten uitkuisen

“Toen de vier kinderen al wat groter waren ben ik in 1998 (ik was toen tegen de dertig) het carrièregerichte pad ingeslagen met een MBA aan de Vlerick-school. In 2003 begon ik aan mijn doctoraat. En net dat jaar sterft mijn vader. Toen werd ik weer heel kwaad op hem. Het enige positieve dat hij altijd al in mij zag, waren mijn intellectuele gaven. En net op het moment dat ik die op het hoogste niveau ontwikkel, poetst hij de plaat!” 

“Daarna begon ik aan een cursus voetreflexologie. Dat is het andere extreem van het paradigma: je komt daar nergens met je hoofd, met je intellect, je moet het met het sensitieve, emotionele oplossen. Pas dan ben ik geleidelijk aan stap voor de stap de kasten van mijn leven beginnen uitkuisen. Ik deed mee aan familieopstellingen volgens de methode van Bert Hellinger en volgde cursussen life coaching. Daar heb ik stukken van mezelf gevonden die ik niet kende.”

Lotgenoten

“Ik leerde Similes pas in 2012 kennen. Eerst dacht ik dat het voor mij te laat kwam. Maar nee, het is heel belangrijk in mijn leven. De lotgenotenvergaderingen creëren een veilige situatie waar ik mijn schaamte opzij zet en over mezelf kan praten. In onze groep herhalen wij bij het begin van elke samenkomst: alles wat hier wordt gezegd, blijft onder ons. Je moet die veiligheid blijven garanderen. Je zit daar tussen mensen die meestal aan een half woord genoeg hebben om te begrijpen wat je meemaakt. Je bent er om er te zijn. Het is niet therapeutisch, het is geen coaching. Gewoon luisteren naar: hoe pak jij dat aan? Ik weet waarom ik blijf gaan: de confrontatie met de shit waarop ik mijn bloemen heb doen groeien.” “Als deelnemer krijg je in lotgenotencontact geen antwoord op je vragen, je komt zelf bij je antwoord door met anderen te praten. Als ik dan buiten kom, voel ik me duizend kilo lichter. En dan denk ik: toch jammer dat ik Similes niet heb leren kennen toen ik 28 was of zo. Ik begeleid nu zelf een lotgenotengroep in Gent. Daar komen 6 of 7 mensen naartoe – ook jonge mensen. Maar er zijn in het Gentse zeker nog veel meer mensen die niet weten dat dit bestaat en die er hun voordeel mee kunnen doen. Dat geeft me een gevoel van machteloosheid naar al wie niet komt. Wat kunnen we nog meer doen om dit meer bekendheid te geven?

Getuigenis Kopp1
Het helpt als iemand je echt begrijpt
Lisa-Marie, kind van een moeder met Borderline
Verhalen van anderen helpen. Ontmoet lotgenoten