Ik blijf vechten. Zelfs tegen de bierkaai.
Het verhaal van Els begint toen haar dochter Cato (nu 18) 13 jaar was. “Ze was een heel lief, braaf, sociaal meisje. Soms had ze het wel lastig met de moeilijke echtscheiding waar ik in zat. Vooral op de dagen dat ze naar haar papa ging, want het klikte niet zo goed met zijn nieuwe vriendin. Maar toch, in onze ogen danste ze door het leven.”
“Aan het einde van het eerste jaar middelbaar onderwijs kreeg ik een brief van haar. Ze schreef dat ze het zo moeilijk had, zich niet gelukkig voelde. Mijn buurvrouw is huisarts en ik stapte meteen naar haar met de vraag: ‘wat doe ik hiermee?’ Zij bracht Cato in contact met haar collega in de praktijk. Daar ging ze twee, drie keer alleen praten. Het advies: maak een afspraak met de kinderpsychiater. Ja, en dan bel je eind juni en kan de eerste afspraak pas ergens in oktober. Die hele schoolvakantie hing ze meer aan mij dan anders. Zelf kwam ik er niet toe om met haar over die brief te spreken. Ze startte dan haar tweede jaar. En alles leek beter te lopen naarmate de datum van de afspraak naderde. Dus vroeg ik: wil je dat nog? Het resultaat: we belden de afspraak af.”
“Na de kerstexamens zei Cato: ik wil terug praten met de huisarts. Die haalde mij er na tien minuten al bij en zei: ‘ik bel nu naar de kinderpsychiater zodat je er zo snel mogelijk naartoe kunt. En laat Cato je zelf vertellen wat er aan de hand is.’ Toen vertelde Cato me dat ze zwaar automutileerde. Eerlijk, ik had daar nooit wat van gemerkt, zo goed hield ze het verborgen. Mijn reactie was: ‘allee nu, dat kan toch niet. Ik heb mijn gezin onder controle.’ Maar nee, dat had ik dus niet. Dat was voor mij een van de zwaarste momenten in het proces.”
Eerste crisisopname
“Cato kreeg medicatie. Naar buiten bleef ze het zonnetje. In huis was de boodschap: ik kan niet verder. In maart volgde de eerste crisisopname in het Kinder Psychiatrisch Centrum van Genk. Ze deed er alles wat ze vroegen, maar had zware separatieangst naar mij. Ze claimde me echt en herhaalde haar mantra: ik wil niet verder. Tijdens de grote vakantie volgden acht weken daghospitalisatie en een diagnose: autisme (ASS) met depressieve kenmerken. Het was de bedoeling dat ze haar tweede jaar opnieuw zou starten, maar op 1 september wilde ze niet gaan, ze brulde het hele huis bijeen.”
“Ik ging met haar naar de kinderpsychiater en die stelde een intake in het psychiatrisch ziekenhuis Asster in Sint-Truiden voor. De boodschap daar? ‘Mevrouw, helaas zijn er nog zeven wachtenden voor u.’ Maar Cato glipte door mijn handen. Toen stuurde ik een e-mail naar iedereen die haar al had begeleid waarin ik hen mee verantwoordelijk stelde als het misliep. Diezelfde avond kon ze dan toch in Asster terecht. Sindsdien heeft ze alle ziekenhuizen en crisisafdelingen in Limburg aangedaan met de stempel ‘chronisch suïcidaal’.”
Wie is egoïst?
“We hadden ondertussen een hele goede kinderpsychiater die ambulant werkte en die het gesprek aanging met mijn dochter en mij samen. Maar op 14 februari 2016 was ze overdag alleen thuis met haar twee jaar oudere broer. Toen wij vroeger dan gepland thuis kwamen, werd ze boos op ons. ’s Avonds gingen we uit eten en kreeg ik een sms van een vriendin van haar: ‘Cato heeft iets heel doms gedaan’. Toen ik haar daarover aansprak, begon ze te hyperventileren en huilen: ‘Ik wil er niet meer zijn’. Overdag had ze diepe sneden in haar polsen gemaakt en ze wilde daarmee in bad gaan liggen net toen wij vroeger thuiskwamen. Die zondagavond werd ze weer in crisis opgenomen.”
“Steeds opnieuw probeerden therapeuten en psychiaters haar de mooie kanten van het leven te laten zien. Hoe meer ze dat deden, hoe verder ze van ons weg gleed. Bij die opname kwam de ommekeer: met hun aanpak wilden ze Cato leren leven met haar zwarte gedachten. Ze vroeg toen ook om euthanasie. Ik reageerde dat ze nog geen 16 was en dat ik geen toestemming gaf. Maar daarna zat ik met de vraag: wie is hier de egoïst? Is het Cato die uit het leven wil stappen of ik die haar hier wil houden? Ik heb toen gezegd dat ik haar begreep, dat ik snapte dat ze niet meer wilde leven. En ik vroeg haar om toch alles te proberen om het tij te keren. Sindsdien hebben we veel diepgaande gesprekken gehad. Voortdurend vocht ik met de vraag: zijn we niet verkeerd bezig? En ik zocht heel veel op.”
Beangstigend goed
“In het psychiatrisch ziekenhuis was er blijkbaar maar één doel: als ze maar leeft. Desnoods volledig platgespoten. Ze kreeg heel zware medicatie waarvan ze zo’n 25 kilo bijkwam. We zijn dan met haar naar het Medisch Centrum Sint-Jozef in Munsterbilzen getrokken. Daar bouwden ze de medicatie af en startten ze een nieuwe piste: haar laten inzien hoe iemand met ASS denkt en werkt. Maar ook daar volgde een nieuwe zelfmoordpoging.”
“Ondertussen is Cato 18. Op dit ogenblik gaat het beangstigend goed. Ze gaat in de week naar een multifunctioneel centrum waar ze in het volwassenenonderwijs haar diploma middelbaar onderwijs wil behalen. Ze begint ook los te komen van mij en heeft een vriendin. Ik denk dat ze het leven nu wel een kans wil geven. We zien nu successen in plaats van falen. Maar ik ben wel bang voor het moment dat ze tegenslagen moet verwerken.”
Lopen om te leven
“Anderhalf jaar geleden ben ik wakker geworden en wist ik: ‘Ik leef graag. Ik wil er ook weer meer zijn voor mijn zoon en mijn man, en niet altijd alleen in Cato opgaan. Als ik 90 word, wil ik kunnen terugdenken en zeggen dat ik een fijn leven heb gehad. Iedereen vindt dat ik het super aanpak, maar zelf vind ik dat niet. Ik heb een tijd lang in een rouwperiode gezeten: mijn dochter leefde nog en toch was ik in gedachten haar begrafenis al aan het regelen. Drie jaar geleden ben ik beginnen lopen – in oktober 2018 liep ik mijn eerste marathon. Ik loop om mijn hoofd leeg te maken. Want dat moet ’s avonds leeg zijn, alles van de vorige dag moet weg om de nieuwe te kunnen starten. Soms loop ik twee uur lang, de ene dag voortdurend huilend, de andere dag blij om het leven.”
“Ook je sociaal leven lijdt onder al die jaren dat je zo hard bezig bent met je dochter in nood. Vrienden vragen je voor een feestje en je zegt dat het nu echt niet kan, want Cato is pas weer opgenomen. Dan vragen ze jou nog een tweede keer, maar de derde keer denken ze: ‘Tja, Els moet ik gewoon niet meer bellen. Die komt toch niet.’ Maar ik kon niet gaan feesten terwijl Cato daar ergens in een klein kamertje zat, alleen, achter slot, zonder beha want die kan een zelfmoordwapen worden. Er was ook een periode dat ik geen glas wijn durfde te drinken vanuit het idee: misschien moet ik straks met Cato naar de spoeddienst. Dan wil ik niet naar alcohol ruiken!”
Van dag tot dag
“Willem, haar broer is twee jaar ouder. Hij heeft zelf zijn problemen. Hij kreeg als kind een zeldzame ziekte die werd bestreden met zware dosissen cortisone en chemotherapie. Dat laat zijn sporen na. Hij is heel kwaad op Cato omdat zij ons verdriet aandoet en in zijn ogen niet wil geholpen worden. Ik heb hem uitgelegd dat het ook een ziekte is en stilaan past hij zich beter aan de situatie aan. Ik heb hem ook nooit de opdracht gegeven om voor zijn jongere zus te zorgen."
“Het weegt ook op mijn relatie. Cato en mijn man komen heel goed overeen, maar het blijft natuurlijk zo dat hij niet haar papa is. Er zijn ook hele perioden geweest dat al mijn aandacht naar Cato ging. Dan leef je als broer en zus. Dat is erg. Dat mag niet, want mijn man lijdt daar natuurlijk ook onder. Mijn zus is klinisch psychologe. Daarom praat ik over haar opnames veel met haar, en met mijn mama. Vaak wil ik er dan ook niet thuis nog eens over doorgaan. Het is echt niet de bedoeling mijn man buiten te sluiten, maar misschien komt het soms wel zo over.”
“Ik leef van dag tot dag. Is er vandaag zon? Dan geniet ik ervan. Regent het? Dan pak ik mijn paraplu. Elke dag neem ik een nieuwe start. Ik heb geleerd om egoïstisch te durven zijn. Omdat ik zelf graag leef. Als ik de dag start met een frisse kijk, heb ik meer draagkracht. En toch. Ik durf echt niet in de zetel te gaan zitten. Bang dat ik dan begin te wenen en nooit meer kan stoppen. Misschien moet ik dat toch eens doen? De hulpverleners raden me dat aan. Maar voorlopig blijf ik mijn leven vullen, maak ik het druk. En ik ben bang om zelf ziek te worden, want dan kan ik geen steunpilaar meer zijn en verlies ik de controle.”
Energie opbouwen
“Van opleiding ben ik boekhouder en dat heb ik ook altijd gedaan. Maar in september ben ik in het hoger beroepsonderwijs gestart met een opleiding orthopedagogie. Straks wil ik een taak opnemen in jongerenpsychiatrie. Deze maanden zijn superdruk: ik doe mijn opzegperiode op mijn werk, volg de lessen en doe stages – allemaal tegelijk.”
“Ik probeer mijn energie stap voor stap op te bouwen. Ik wil meer betekenen voor ouders, want het mag niet dat die dat in hun eentje moeten verwerken. Willem was twee jaar toen hij in het ziekenhuis werd opgenomen. Vanaf dag 1 werden wij er als gezin begeleid. Er stond een bed klaar voor mij, een maatschappelijk werker kwam uitleg geven en vragen wat ze voor mij kon doen. Maar in de kinderpsychiatrie stond ik er helemaal alleen voor. Dat vind ik hun grootste fout. Als ouder moet je weg, naar huis, je kind achterlaten – ze zullen je later wel contacteren. Ik wil ervoor vechten om dat te veranderen. Vechten, al is het tegen de bierkaai.”
Engagement
Els werkte mee aan de website ‘Help! Mijn kind denkt aan zelfmoord’ die de Hogeschool voor Gezinswetenschappen (Odisee) samen met de zelfmoordlijn 1813 en een aantal partners opzette (ouders.zelfmoord1813.be). Ze getuigt er over haar ervaringen. En engageert zich nu ook voor Similes. “Ik vind dat iedere patiënt in de psychiatrie verplicht een folder over Similes zou moeten krijgen. Want zelf heb ik Similes veel te laat leren kennen. Ik zou de voorbije jaren veel gehad hebben aan contacten met lotgenoten, denk ik. Hoe langer het proces van je kind duurt, hoe meer familie, buren, collega’s het als iets vanzelfsprekends beginnen te vinden, maar hoe moeilijker het voor jou als ouder te dragen is. Ik ben bij Similes nu ook contactpersoon voor de ouders in Limburg. Ik probeer er de groep lotgenotencontact nieuw leven uit te bouwen. Ik ga er ook een aantal avonden begeleiden.”
“Vechten wil ik ook tegen de houding van een aantal mensen in de hulpverlening. Ik denk dan in het bijzonder aan hoe spoedartsen soms omgaan met automutilatie en zelfmoordpogingen. Er zijn van die zinnetjes die je echt door het hoofd blijven spoken. Zoals die arts die Cato’s diepe verwondingen moest verzorgen en zei: ‘als je dat bij jezelf kunt doen, moet ik het ook niet verdoven om het dicht te naaien.” Of nog erger. De spoedarts die na een zelfmoordpoging zei: “Ik zal je volgende keer eens laten zien hoe je dat juist moet doen.” Tegen die man heb ik ook een klacht ingediend. Dat was er echt mijlen over!”
Wil je meer te weten komen over onze Simileskring Ouders Limburg of heb je een vraag?
Wie met vragen zit rond zelfdoding, kan terecht bij de Zelfmoordlijn op het gratis nummer 1813 en op de website www.zelfmoord1813.be.