Spanning op de spoeddienst

Tuuu-ta, tuuu-ta, tuu-ta.

Peter schrikt op. Een ambulance komt de spoedafdeling binnengereden. Het maakt hem nog onrustiger. Hij wacht er al uren. Het lange wachten wordt enkel draaglijk wanneer hij door de gangen kan ijsberen. Maar wat staan die andere bezoekers hem nu aan te kijken? Wat doet hij dan verkeerd?

Hij roept.

Peter wil weg.

Hij dreigt ermee om op te stappen. Zijn moeder Ria vraagt om kalm te blijven. Daarna verontschuldigt ze zich bij de andere wachtenden op de spoedafdeling. Ze vraagt om begrip.

Een uur later neemt een dokter hen uiteindelijk apart. Hij legt uit wat er nu staat te gebeuren. Ze worden weer weggestuurd met de boodschap dat er de volgende dag iemand langs huis komt.

Een week later. Op de lotgenotenbijeenkomst vertelt Ria hoe ze de afgelopen weken heeft ervaren. Wat ziet ze er moe uit. Drie maanden geleden lachten we nog om onze avonturen in de borstkliniek. Maar vanavond lacht ze niet. Ze vertelt hoe ze de voorbije weken heeft beleefd. Hoe Peter al een tijdje aan het wegglijden was en steeds verwarder werd. Hoe hij op een bepaald moment in verwarde toestand met de auto verdween. En hoe ze dan ten einde raad de politie contacteerde maar geen hulp vond.

Een politieman vertelde: “We kunnen enkel tussenkomen wanneer er iets gebeurt”. Daar sta je dan als ouder, letterlijk te wachten tot je zoon crasht. De angst om zijn eigen veiligheid, die van je gezin én van derden is groot in zo’n situatie. Wat als hij een strafbaar feit zou plegen? De angst voor internering spookt op zo’n momenten door je hoofd.

Peter kwam uiteindelijk thuis: hondsmoe en sterk vermagerd. Hij zag zelf in dat er iets moest veranderen en meldde zich aan voor vrijwillige opname. Daar werd hij terug naar huis gestuurd, want een opname moet via de spoeddienst gebeuren.

En daar liep het dus mis.

We komen te weten wat er zich verder afspeelde op de spoeddienst. Voorzichtig vertelt Ria hoe ze helemaal door het lint ging wanneer de dokter hen huiswaarts stuurde. Ze kon en wilde de verantwoordelijkheid niet dragen om Peter terug de wagen in te krijgen. Ze liep totaal gefrustreerd weg en reed alleen naar huis. De spoedarts had zich maar te informeren bij de behandelende arts. Hij kon ook het dossier raadplegen, waarin bijvoorbeeld ook politieverslagen zijn opgenomen, om te weten dat Peter onder deze omstandigheden een gevaar was voor zichzelf en voor zijn omgeving.

Pas de volgende ochtend vernam Ria dat Peter werd opgenomen in het psychiatrisch ziekenhuis. Dit was zo nodig, zowel voor Peter als voor Ria zelf. Maar ik voel dat Ria ook nu nog moe is, boos ook en diepgaand gefrustreerd.

Zowel hulpverlening als politie vinden het vanzelfsprekend dat je aan de zijde blijft van je familielid, zelfs in situaties die je onmogelijk het hoofd kan bieden. Niemand komt je tegemoet met enige vorm van informatie of ondersteuning. Zelfs wanneer je echt ten einde raad bent, word je niet gehoord.

Natuurlijk staat het belang van de patiënt voorop. Een gedwongen opname is zeer ingrijpend; je mag daar niet lichtzinnig over beslissen. Maar precies daarom doe je in zo’n geval best meteen een beroep op alle beschikbare bronnen. De inbreng van familie is op dit punt cruciaal. Waarom wordt de inschatting van een zeer betrokken moeder niet mee in rekening genomen om snel tot een correct beeld te komen van de situatie?

Lotte volledig

Hoe kunnen we hulpverlening ervan overtuigen om met de familie in dialoog te gaan, op voet van gelijkheid? Aan elke opname komt bovendien een einde. De familie zal dan weer klaar moeten staan om het van hulpverlening over te nemen. Een goed samenspel tussen hulpverleners, patiënten en naastbestaanden moet een goede gewoonte worden.

Iedereen wordt er beter van.

Liefs, Lotte

Wil je wat kwijt naar aanleiding van dit verhaal?

mail Lotte