Schrijfsels vanop de slappe koord
Nikki vertelt over opgroeien met een psychisch kwetsbare moeder, over hoe ze als kind al een rake pen had, en hoe het schrijven van poëzie haar vandaag meer dan ooit de nodige rust en balans geeft.
Nikki: “Hoe ouder ik word, hoe meer herinneringen aan vroeger er terugkomen. Zo herinner ik me nu dat mijn mama, toen ik klein was, een heel lieve persoon was. Ik kan ook weer naar oude foto’s kijken van ons samen. Die vertellen me dat ik een gewenst kind was, en dat mijn mama ondanks haar stoornis de beste mama wilde zijn die ze maar zijn kon.”
Samen op de solex
Er zijn van die momenten die ik nooit zal vergeten. Zo kwam ze mij ooit -kleurrijke Incamuts op het hoofd- ophalen van school met haar nieuwe Solex (brommer). Ik was zo beschaamd, maar moest per se achterop. Onderweg, op een brug die we over moesten, begon het ding onder ons gewicht te slingeren, waardoor mijn moeder de slappe lach kreeg. Ondanks mijn boosheid, kon ik uiteindelijk niet anders dan meelachen.
Of die dag dat ik van school kwam en de keuken ineens in de living stond, omdat mama het leuker vond om wat beweging op straat te zien. Een andere keer stond er een stapel pannenkoeken klaar, verse chocolademelk en een indianentent in de tuin. Alle vriendjes mochten komen en alles mocht. Of plots lagen er thuis allemaal kussens op de grond en had mijn moeder Marokkaanse muntthee en koekjes gemaakt. Dan zei ze: ‘Vanavond eten we op de grond’. En mijn pa dan: ‘Ja maar, ons avondeten toch ook niet?’ Zij weer: ‘Ja, Freddy, we gaan gewoon een keer Marokkaans doen’.
Als kind is dat allemaal tof natuurlijk, je ziet de praktische bezwaren of gevolgen niet. Maar je voelt wel dat het niet helemaal ‘normaal’ is, dat jouw gezin niet is zoals andere gezinnen. En de ziekte van mijn mama heeft uiteindelijk, door het gebrek aan hulpverlening en het totale isolement waarin ons gezin zat, toch diepe sporen nagelaten.
Mama in de regenton
Het begon toen ik zes was, bij de geboorte van mijn jongere zus. Ze was een moeilijke baby die vaak huilde. Mijn moeder kreeg een postnatale depressie, in die tijd nog niet bekend. Ze kon de zorg voor ons niet meer aan, maar kreeg ook geen hulp. Mijn grootouders staken wel een handje toe in het huishouden, maar ook zij begrepen niet waarom mijn mama constant in bed lag. Er werd vooral ingezet op medicatie: antidepressiva, kalmeermiddelen, angstremmers. Maar mijn moeder voelde zich fundamenteel niet goed. Ik kwam van school en zij was er niet. Ze vergat het uur, ze vergat ons. Heel vaak was er geen eten in huis, het huishouden hing met haken en ogen aan elkaar. Voor mij als oudste was dat zeer moeilijk, ik wist nooit wat er ging gebeuren en moest heel veel taken op mij nemen.
De situatie escaleerde helemaal op het moment dat mijn moeder besloot met haar medicatie te stoppen, van de ene op de andere dag. Toen is ze in een ernstige psychose beland. Maar ook dat werd niet herkend. Haar huisartsen spraken over overspannenheid, meer niet. Vijf dagen lang heeft ze in psychotische toestand bij ons thuis rondgelopen. En vooral die ervaring heeft op mij als kind toch een geweldige impact gehad.
Het gedicht dat ik daarover schreef, vertelt wat er toen op een gegeven moment is gebeurd. Voor de zoveelste keer tijdens die psychose vond ik haar niet meer. Ik hoorde wel dat typische gehuil van iemand in psychische nood, een geluid dat me tot op de dag van vandaag verkilt. Ik ging daarop af, de tuin in, en plots zag ik haar zitten, in een lege regenton. Ik heb toen een halfuur op haar ingepraat om haar gerust te stellen, haar te overhalen om eruit te komen. Ik begreep niet echt wat er gaande was, maar had wel door dat ze met een enorme angst zat. Uiteindelijk is ze er dan uitgekomen, maar in de loop van die vijf dagen is ze nog verschillende keren weggelopen. Na een nachtelijke zoektocht, vonden we haar uiteindelijk bij mijn grootvader. Kort daarop werd ze opgenomen in een psychiatrische inrichting.
Dansen op een slappe koord
Het was de eerste van vele opnames, maar zo erg als die episode is het niet meer geweest. Het ergste was nog dat niemand de situatie toen gekaderd heeft, ook niet in die inrichting. Je mag daar op bezoek gaan, bij een moeder die volledig onder invloed van de pillen in bed ligt, niemand legt uit wat er gebeurt, hoe dat komt, dat het niet blijft duren. Bij mij veroorzaakte dat een constant gevoel van onveiligheid, een constante ongerustheid over mijn mama, over ons gezin. Alsof ik voortdurend anticipeerde op iets dat kon gebeuren, al wist ik niet precies wat. Ook op sociaal vlak creëerde het een enorme onzekerheid. Ik keek altijd naar wat de anderen deden en imiteerde hen, omdat ik wist: bij ons is het anders.
Dat gevoel, van op een slappe koord te moeten dansen, is toen ontstaan. Ik herinner me vooral de schaamte. Die vond ik zeer zwaar om dragen. Bij elke stap in mijn leven stak die weer de kop op: toen ik ging trouwen en mijn mama er niet bij kon zijn. Toen ik kinderen kreeg en hen niet alleen bij haar durfde te laten,… Daarom ook vind ik een organisatie als Similes super, omdat ze dingen bespreekbaar maakt. Ik heb me zo lang geschaamd voor mijn moeder, voor mijn leven, mijn achtergrond. Als mensen geconfronteerd worden met psychische kwetsbaarheid zonder die schaamte te moeten torsen, zou er meer ruimte zijn voor herstel en verbinding. Met wat meer ondersteuning en omkadering hadden wij als gezin misschien ook weer verder gekund. In plaats daarvan ontstond er een enorme breuklijn.
Van plooirok over punker naar deux-pièce
Toen mijn moeder uit de instelling kwam, kon ik haar autoriteit niet meer aanvaarden. Ik vertrouwde haar voor geen haar meer. Ik zat intussen ook in mijn puberteit, en zij kon niet om met mijn gedrag, het feit dat ik mijn eigen weg zocht, een lief kreeg. Dat mocht allemaal niet. Ik heb me in die periode heel erg verzet tegen alles: ik schoor mijn haar af, droeg puntschoenen met doodskoppen, terwijl ik kort daarvoor nog rondliep met plooirok en diadeem. Zo rond mijn 15de werd ik helemaal gek thuis. Het leven in ons gezin woog zo zwaar, ik voelde me vreselijk oud en moe. Op doorverwijzing van het JAC ben ik naar het Comité Bijzondere Jeugdzorg gestapt met de vraag om me daar weg te halen.
In eerste instantie belandde ik toen in een pleeggezin. Daar bleken ze in mij vooral een manusje-van-alles en een babysit te zien, dus na zes maanden trok ik opnieuw aan de alarmbel. Ik heb toen gepleit voor zelfstandig wonen, en tot mijn grote verbijstering werd daar op ingegaan. Ik heb mijn humaniora vervolgens zonder problemen afgemaakt, maar deed ondertussen wel alles om het financieel te redden en om geen honger te hebben: in het zwart poetsen, opdienen in cafés voor een bord eten. Ik heb pas later beseft hoeveel dat van mij gevergd heeft.
Na die tijd zag ik het niet meer zitten om verder te studeren en nog eens vier jaar te ‘overleven’. De dag dat ik 18 werd, ben ik beginnen werken. In een deux-pièce nota bene, mijn punkerperiode was voltooid verleden tijd. En zo heb ik me van onderaan de ladder in 2,5 jaar tijd opgewerkt tot key accountmanager.
Niet de strijk!
Hoe de poëzie in mijn leven kwam? Op jonge leeftijd al begon ik met het schrijven van gedichten. Onlangs nog kwam mijn vader af met een gedicht dat ik op de schrijfmachine had getypt toen ik een jaar of 13 was. ‘Bier’ heet het, en het is een schets van hoe ik mijn grootvader en grootmoeder in die tijd zag. We stonden alle twee versteld van de rake beschrijving.
Mijn vader is nu ook mijn grootste fan. Hij is degene die me altijd het meest heeft aangemoedigd: doe daar toch iets mee! Uiteindelijk heeft dat nog wel lang geduurd, ik heb lange periodes helemaal niet geschreven. Ik kwam er niet aan toe en ik zag er ook de meerwaarde niet van. Er zijn zoveel mensen met een vlotte pen, wie zat er te wachten op de mijne? Maar het heeft altijd wel gebroeid, en uiteindelijk is de meerwaarde natuurlijk dat ik het graag doe en dat ik er mijn ei in kwijt kan.
Toen ik door een chronische ziekte niet meer kon meedraaien in het reguliere arbeidscircuit, kwam er ook de nodige tijd en ruimte. Ik voelde: nu moet ik iets voor mezelf doen, en het zal niet de strijk zijn! De eerste stap was om een plek te creëren voor mijn gedichten. Die slingerden toen al wel overal rond in huis, maar zolang die nergens konden landen, raakte ik niet verder. Met mijn blog, Schrijfsels vanop de slappe koord, was die plek er eindelijk wel.
Vervolgens ben ik beginnen schrijven en niet meer gestopt. Overal heb ik boekjes liggen: in mijn slaapkamer, in de dressing, de living, de auto. Want de poëzie borrelt op en dan kan ik het niet tegenhouden. Het was voor mij ook belangrijk om over die kwetsbaarheid te kunnen schrijven, over de psychose van mijn mama, de angst en het ongeloof van die periode.
De cirkel is rond
Het begrip voor mijn moeder is er maar heel langzaam gekomen. Ik moest oud genoeg worden, en beseffen dat ik zelf als moeder ook fouten maak, voor ik dat begrip kon opbrengen. Zeker toen mijn eigen kinderen begonnen te puberen, ervaarde ik bepaalde angsten die me deden inzien: zo gemakkelijk is het toch allemaal niet. Ik heb zelf met mijn dochter een jaar gigantisch in de clinch gelegen. Zoiets maakt je nederig en doet je beseffen dat je geen perfecte moeder bent. Dat ik net door zo hard te proberen, ontzettend veel fouten heb gemaakt. Dat ik mezelf ook uitgeput heb daarin. Mijn idee was: bij mij moet het stoppen. Maar dat kan natuurlijk niet. Nu heb ik vrede met: bij mij is het beginnen stoppen.
Ik probeer met mildheid terug te blikken en te kijken: wat kunnen we nog doen samen? Wat kunnen we nog voor elkaar betekenen? Niet dat we elkaars deur platlopen, maar ze belt, ze toont interesse, is lief. En van mijn kant probeer ik haar in haar waarde te laten.
Onlangs schreef ik een gedicht voor haar, ‘Mama (mijn)’. Het had net zo goed door haar geschreven kunnen zijn, over haar eigen moeder. Tegelijk gaat het ook over mezelf als moeder, hoe ik de perfectie nastreef terwijl ik bleef dromen van de moeder die ik nooit gehad heb, en die mijn moeder op haar beurt ook nooit gehad heeft. En daarmee was de cirkel rond voor mij.
Uiteindelijk gaat het over alle moeders en alle kinderen, die -op een paar uitzonderingen na altijd alleen maar het beste willen. Moeders met een psychische stoornis doen hun kinderen soms veel kwaad, geven ze niet wat ze nodig hebben en die kinderen verdienen daar alle begrip en ondersteuning voor. Toch wil die moeder bijna altijd de beste mama zijn. Als je dat beseft als volwassene, dan is er veel meer mildheid naar wat niet heeft kunnen zijn. Ook mijn mama heeft het beste voor mij gewild. Met de mogelijkheden die ze had, heeft ze dat geprobeerd. Die intentie is voor mij het belangrijkste. Daardoor kan ik nu, op mijn 47ste, de wrok, het verdriet en de pijn volledig loslaten. En kan ik bij haar komen zonder dat het verleden nog in de weg staat. Dat is voor mij een enorme bevrijding geweest.
Ik heb me heel lang een ontzettende mislukking gevoeld, terwijl ik nu denk: doe het mij maar eens na! Het zal altijd wel een moeilijke oefening blijven, maar ondertussen ben ik dat gewend. Ik ben zeker niet de sterkste, maar ik probeer wel telkens weer die balans te vinden. Uiteindelijk heb ik er niet alleen een zekere kwetsbaarheid aan overgehouden. Het heeft me ook gevormd, bepaalde vaardigheden bijgebracht, het maakt deel uit van wie ik uiteindelijk ben geworden. En van die Nikki ben ik, net als van mijn mama, weer gaan houden.
Meer van Nikki's schrijfsels lezen?
Dat kan via:
- Haar Instagram-account: @schrijfselsvanopdeslappekoord